De Adviescommissie vernieuwing Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) heeft in 2014 een zevental uitgangspunten opgesteld, waarbij de rode draad is de versterking van de horizontale verantwoording. Voor de uitwerking van de adviezen is een stuurgroep ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van onder meer de ministeries van BZK en Financiën, de VNG, het IPO en de commissie BBV. Een eerste resultaat is inmiddels vastgesteld. Het betreft de invoering van een verplichte basisset van vijf financiële kengetallen.
Bedragen x € 1.000 | Rekening 2018 | Begroting 2019 | Rekening 2019 | |
1A | Netto schuldquote | 83% | 106% | 78% |
1B | Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen | 83% | 106% | 78% |
2 | Solvabiliteitsratio | 21% | 15% | 22% |
3 | Grondexploitatie | 4% | 4% | 3% |
4 | Structurele exploitatieruimte | 2% | -2% | 2% |
5 | Belastingcapaciteit | 103% | 103% | 101% |
Beschouwing kengetallen in relatie tot de financiële positie
De netto schuldquote (kengetal 1A en 1B) heeft een dalend verloop door de aflossing op de langlopende leningen. In tegenstelling tot de begroting is in 2019 geen lang geld aangetrokken, zie hiervoor de paragraaf financiering. De behoefte aan vreemd vermogen voor financiering van vaste activa is relatief hoog maar de verplichtingen (rente en aflossing) leggen geen ongewenst hoge druk op de financiële positie. Daarbij is het renterisico (door schommelingen in de renteontwikkeling) beperkt doordat voor de aangetrokken leningen met een lange looptijd een vaste rente geldt gedurende de gehele looptijd. De gemeente Sluis blijft dan ook ruimschoots onder de zogenaamde renterisiconorm.
De solvabiliteitsratio (kengetal 2) steekt gunstig af bij wat in zijn algemeenheid geldt als de norm voor gemeenten zoals gesteld door de VNG. De reservepositie is niet ongunstig wat onder andere mag blijken uit de verhouding tussen de risicopositie en het weerstandsvermogen.
Kengetal 3 betreffende de verhouding tussen boekwaarden grondexploitatie en het begrotingstotaal exclusief mutaties reserves laat zien dat de middelen die vastliggen in de grondvoorraden relatief gezien beperkt blijven.
Kengetal 4 betreffende structurele exploitatieruimte laat zien dat de structurele baten groter zijn dan de structurele lasten gedurende 2019. Hoewel de structurele exploitatieruimte beperkt is, wordt deze gecompenseerd door een vrij gunstige reservepositie. Op basis hiervan achten wij het risico dat onverwachte tegenvallers, ook als die structureel extra lasten meebrengen, tot ernstige verstoring van het begrotingsevenwicht zullen leiden relatief beperkt.
Het kengetal 5 betreffende de gemeentelijke lasten per huishouden laat zien dat wij redelijk in de pas lopen met het landelijk gemiddelde. Van belang is wel hierbij op te merken dat in dit kengetal niet de tarieven betrokken zijn voor forensenbelasting en toeristenbelasting. Uiteraard zijn dit geen heffingen die ten laste van onze eigen inwoners komen. De impact van de tarief bepaling van deze heffingen voor onze financiële positie is evenwel van aanzienlijk belang.